Universum mens
Zoals alle levensruimtes op aarde altijd door passende micro-organismen bewoond worden, zo bewonen ze ook op gepaste wijze het individuele universum ‘mens’. In het oor, op het vingertopje, in de keel of onder de oksel; op de slijmvliezen, het haar, in de maag of op het knie; op de tanden of tussen de tenen: altijd en overal zijn bacteriën van de partij.
Elke soort heeft een bepaald lievelingsmilieu en ze zijn voortdurend bezig in het kader van onze gezondheid. Zij omhullen ons, bewaken onze grenzen, vergemakkelijken alle overgangen en waarschuwen ons bij gevaar. Zonder hen zouden wij niet bestaan. Niemand kan zonder bacteriën leven. Wanneer heeft u voor de laatste keer uw talloze lichaamsmedebewoners bedankt? Geeft niks. Zolang u ze maar goed verzorgt.
Moderne technieken maken de micro-organismen op onze huid en slijmvliezen zichtbaar. Honderden biljoenen eencelligen heeft men geteld. Minstens honderd maal meer dan onze lichaamseigen cellen. Zo gezien zijn wij meer microbe dan mens. Mens en microbe zijn één. Mens zonder microbe is niets.
De levensomstandigheden voor micro-organismen in het menselijke organisme zijn ideaal voor bacteriën omdat temperatuur, pH-waarde en osmotische druk constant zijn. Bovendien staat een overdadig voedselaanbod ter beschikking. Wetenschappers aan de universiteit van Colorado (USA) hebben geprobeerd om een bacterieatlas van het menselijk lichaam op te stellen39. Hiervoor kozen zij 27 plekken uit op het lichaam van negen gezonde mensen. De gegevens werden gedurende drie maanden geanalyseerd. Wat ze het meest verbaasde was, dat de microbensamenstellingen van mens tot mens zo enorm van elkaar verschilden. Maar ook bij één en dezelfde persoon verschilde de samenstelling van moment tot moment. Ze constateerden dat iedere plek zijn permanente bewoners, maar ook gasten heeft die korte of langere tijd bleven.
Net als de graafwesp geeft ook de mens aan zijn nakomelingen bacteriële bescherming mee. Wij erven niet alleen genen. Wij erven ook de ouderlijke microben, inclusief hun genetisch materiaal. Ieder mensenkind glijdt, terwijl het geboren wordt, op natuurlijke wijze door het geboortekanaal. Het geboortekanaal wordt bij vrouwen vanaf de menarche tot de menopauze met melkzuurbacteriën bevolkt. Dit zijn de zogenoemde ‘Döderlein-staafjes’ die de gynaecoloog preventief onder de microscoop onderzoekt. Als ze op middelbare leeftijd beginnen te ontbreken, klopt het vaginale milieu niet langer en dan is een correctie aan te bevelen. Als de baby vanuit het bacterievrije vruchtwater de wereld inglijdt, is het van top tot teen met vaginale bacteriën van de moeder ingesmeerd. En natuurlijk zijn er ook darmbacteriën bij. Het kind wordt op de naakte buik van de moeder gelegd, door de vader geaaid; zo verzamelt het meteen ook hun huidflora. De tepels van de moeder voegen tijdens het voeden eveneens bacteriën toe. Zij beginnen samen alle oppervlakken van de pasgeborene te bevolken. Hierbij vervullen vooral de doorgeslikte vaginale bacteriën in de darmen van de baby bijzondere opgaven. Omdat er nog geen maagzuur geproduceerd wordt kunnen alle bacteriën de maag passeren en zich in het binnenste van de darmen nestelen. Het binnenste van de darm werd tot nu alleen maar met een beetje vruchtwater doorgespoeld en het duurt ongeveer drie weken tot de darm zich op de resorptie van voedsel heeft ingesteld.
Tot het zover is zorgen deze bacteriën (speciale melkzuur- en bifidobacteriën) helemaal alleen voor de vertering van de moedermelk. Het ‘slijm’vlies komt voort uit de biofilm van de bacteriën, die zich nu laagsgewijs op de darmepitheelcellen* ontwikkelen en een eigen orgaan vormen. Dat orgaan zorgt ervoor dat de voedingsbrij door het lichaam wordt opgenomen. Moedermelk bevat diverse voedingsstoffen, waaronder enkele koolhydraten die speciaal voor een snelle vermenigvuldiging van deze eerste bacteriën dienen. Moedermelk bevat bovendien melkzuur- en bifidusbacteriën. Bifidusbacteriën scheiden bij de afbraak van ureum stikstof af die de baby voor de eiwitvorming nodig heeft. Op deze wijze wordt door de bacteriën de overgang van de maternale bloedverzorging naar aardse voeding mogelijk gemaakt. Het begin van een levenslange samenwerking. Aan het begin verbruiken de bacteriën, vooral in de dikke darm, de aanwezige zuurstof. Deze bijzondere baby-darmflora kan men aan de karakteristieke geur van de ontlasting herkennen. Na ongeveer drie weken is het milieu dermate veranderd dat nu ook anaerobe bacteriën in de dikke darm kunnen groeien. Bacteriën zorgen er ook voor dat darmepitheelcellen zich überhaupt verschillend ontwikkelen. Bij dieren die per keizersnee geboren werden en kiemvrij werden gehouden, kwam de ontwikkeling van de darm niet voldoende op gang. Er ontbrak ook een eerste respons van het immuunsysteem, waar normaal gesproken de darmbacteriën voor zorgen. Het contact tussen darmbacterie en darmcel (dus met het slijmvlies, dat de oorspronkelijke grens vormt tussen binnen- en buitenwereld) prikkelt levenslang het menselijke immuunsysteem. Als al de allereerste immuunrespons veranderd is, kan algemene zwakte en tenslotte infectiegevoeligheid en allergie het gevolg zijn. De op deze manier geboren mens draagt mogelijkerwijze voor de rest van zijn leven een lastige verstoring met zich mee. Bij een keizersnede is een verkeerde bacteriebevolking voorgeprogrammeerd. In plaats van de moederlijke bacteriën worden omgevingsbewoners opgenomen, waaronder ook resistente bacteriestammen. Men heeft geconstateerd dat via keizersnede geboren baby’s de specifieke kiemen van het desbetreffende ziekenhuis op en in zich dragen als ze naar huis komen. Deze kunnen noch voor de vertering van de moedermelk, noch voor een gepaste primaire respons van het immuunsysteem, noch voor een gezonde vorming van slijmvliescellen zorgen. Een pasgeboren kind met kolieken en oververmoeide ouders zijn vaak het gevolg van een dergelijke verkeerde bacteriebevolking.
Dus vanaf de eerste slok wordt de bacterieflora van een mens bepaald door zijn voeding. Kinderen die in plaats van moedermelk flesvoeding krijgen, hebben een afwijkende bacteriesamenstelling in de darm, namelijk een vervroegde volwassenenflora. Normalerwijze ontwikkelt zich deze pas geleidelijk aan na het afbouwen van de borstvoeding. Afgezien van kleine wijzigingen blijft zij voor de rest van het leven bestaan – als ze niet verstoord wordt door giftige stoffen, bestraling of antibiotica. Pas op latere leeftijd verschuift de samenstelling van de darmbacteriën geregeld. Dit gebeurt vaak in verband met spijsverteringsstoornissen. Bijvoorbeeld door het ontbreken van verteringssappen, doordat men minder krachtig kan kauwen en door vezelarme voeding.
Juist op hogere leeftijd is het daarom zinvol om bewust bacteriegroei bevorderende en bacterierijke voeding te gebruiken. *Epitheel (dekweefsel) is een verzamelnaam van de bovenste laag cellen van de huid en slijmvliezen en lijnt oppervlaktes af. Het epitheel beschermt en neutraliseert, bevat veel tastcellen en werkt meestal met bacteriën samen (Grieks: epi = boven, op, over, bij; thēlé = tepel)